De vliegende startColumn

Tijdwaarneming, deel 2

 

De start.

 

Na vorige week teveel woorden te hebben vuilgemaakt aan een reportage van de NOS nu een stukje over de tijdwaarneming bij het starten van een race. Een onderwerp wat bij mij al een tijdje kriebelt.

 

Een finish kan heel nauwkeurig gemeten worden, en dat wordt op dit moment ook gedaan. Verschillen van duizendste van een seconden kunnen met gemak gemeten worden d.m.v. moderne apparatuur. Maar wanneer de eindtijd met zo'n precisie wordt vastgelegd moet ook de starttijd minstens zo nauwkeurig zijn.

 

Op het moment dat het startschot klinkt begint de klok, het nulpunt van een meting. Atleten móéten minimaal 0,100 seconden wachten, want zolang duurt het voordat het lichaam 'reageert'. Discutabel, natuurlijk, maar daar wil ik het nu niet over hebben. Ik zit met het volgende: de finish wordt gemeten met een camera, doormiddel van lichtstralen die van de atleet naar de camera reizen. De start gaat echter anders: de starter schiet en het geluid reist relatief langzaam van het startschot naar de atleet. Het verschil? Het licht reist met ± 300.000.000 m/s, het geluid met 343 m/s, een kleine miljoen keer zo langzaam.

 

De vertraging tussen atleet en camera bij de finish is uiteraard verwaarloosbaar (in de orde grote van nanoseconden). Maar hoe zit het bij de start? Wat als atleet A in laan 1 zit en atleet B in laan 8? Heeft een atleet significant voordeel wanneer deze dichter bij de starter zit? We meten de finish in duizendste dus ook de start moet in duizendste nauwkeurig zijn.

 

Het geluid doet er ongeveer 0,0036 seconden over om één laan af te leggen in de breedte (±1,22m). Elke atleet hoort het startschot dus ruim 3 duizendste van een seconden later dan de peroon naast hem. Het verschil tussen laan 1 en laan 8 loopt op deze manier op tot 0,025 seconden. 

 

De vraag is nu: zou Kim Collins ook Wereld Kampioen zijn geweest als hij niet in baan één zat?

 


Vind dit leuk408 personen vinden dit leuk


Bekijk alle columns